Het afschieten van pionnen verloopt moeizaam. Nadat op de teldag gebleken was dat de populatie pionnen op schaakclubs volkomen uit zijn voegen is gebarsten, nam de bond het controversiële besluit om naar het drastische middel te grijpen van afschot; soepel verloopt dat echter nog allerminst.
Een schaakspel telt zestien stukken en zestien pionnen. In de loop der tijd raakt er wel eens iets zoek. Dat leidt tot incomplete spellen, die op een gegeven moment dan weer samengevoegd worden tot een compleet spel. Doordat pionnen zo’n grote meerderheid vormen van een schaakspel, raken deze vaak in grote getale overtollig. Dat neemt almaar meer kastruimte in beslag en die situatie is intussen onhoudbaar geworden voor veel schaakclubs.
Geoefende medewerkers van de schaakbond komen daarom langs om de overbodige pionnen naar de eeuwige schaakvelden te schieten. Nog niet bevestigde berichten melden dat er ondanks een intensieve training toch vaak mis wordt geschoten en dat er ook al per ongeluk twee koningen en een loper zijn omgelegd. Ook zou er onbedoeld een kastdeur doorzeefd zijn.
De KNSB-medewerker komt met een dubbelloopsgeweer op bezoek.